Werkgeverschap

Werkgeverschap vakleerkrachten bewegingsonderwijs: knelpunten en mogelijkheden

De bedoeling van het wetsvoorstel is het bewegingsonderwijs structureel goed te regelen. Het gaat zowel om de organisatie als de kwaliteit van het bewegingsonderwijs. Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de inhoud/kwaliteit van hun (bewegings-)onderwijs en goed werkgeverschap, conform de onderwijs CAO.

CAO PO uitgangspunt voor aanstelling van een vakleerkracht

De werkzaamheden van de vakleerkracht vallen onder de CAO PO als leerkracht. In de praktijk betekent dit een functie indeling in schaal LB, LC of LD. Als de vakleerkracht niet in dienst is van het onderwijs is dan dient het bevoegd gezag te zorgen voor gelijke arbeidsvoorwaarden en salariëring als werkzaam in de CAO PO. Bestuur en/of directie zullen dus goed moeten controleren of zij voldoen aan artikel 8 uit de Waadi.

Voor de kwaliteit is een meerjarige verbondenheid aan een school essentieel: een vakleerkracht kent alle kinderen van de school, volgt 6-8 jaar lang de ontwikkeling in een doorgaande leerlijn en is de spil/specialist voor het bewegen in en om de school. Het is van belang om vakleerkrachten, die een relatief “eenzaam” beroep hebben (zeker bij een gymzaal op afstand), een werkomgeving te bieden waarbij de vakleerkracht onderdeel is van de school.

Voor de (vak)inhoudelijke en persoonlijke ontwikkeling is het van belang de vakleerkracht de mogelijkheid te bieden om zijn competenties te vergroten. Door met vakgenoten, binnen een vakgroep, kennis te delen, samen verantwoordelijkheid te dragen voor het brede gebied van bewegen en keuzes te maken die passen bij de school wordt aan deze behoefte voldaan.

B1 - 1

Verschil in aanstelling

In het land zien we verschillende aanstellingen voor vakleerkrachten:

  1. Binnen schoolbestuur/schoolbesturen conform onderwijs CAO

Het aanstellen van bevoegde (vak)leerkrachten is een verplichting, een kwaliteitsslag kan gemaakt worden door het vormen van een vakgroep, waar kennis gehaald en gedeeld kan worden en er samen visie ontwikkeld kan worden over het bewegen in en om de school.

Individuele scholen en kleine besturen geven de volgende knelpunten aan die hen er soms van weerhouden om vakleerkrachten in dienst te nemen:

  • Financiële risico's: scholen durven geen vakleerkrachten aan te stellen uit angst voor financiële verplichtingen bij krimp van de school/scholen.
  • Continuïteit: het verloop van vakleerkrachten is groot, met name bij kleine aanstellingen op individuele scholen. Zodra een vakleerkracht de kans krijgt om een grotere baan in te vullen wordt die kans gegrepen.

Om de financiële risico's te beperken én de continuïteit te waarborgen is samenwerking binnen 1 of meerdere schoolbesturen een goede oplossing. Er zijn verschillende goede voorbeelden waarbij vakleerkrachten, die samenwerken in een vakgroep, binnen het onderwijs aangesteld zijn. Uitgangspunt hierbij is dat de vakleerkracht één werkgever heeft:

Een vakleerkracht kan in deze constructie werkzaam zijn op meerdere scholen, hierdoor wordt er een passende baan bij één werkgever gerealiseerd.

Afbouw brede regeling combinatiefuncties voor bewegingsonderwijs

Update 2024

Vanaf 1 januari 2027 mag de regeling niet meer worden ingezet om combinatiefunctionarissen bewegingsonderwijs op scholen te laten verzorgen. De bevoegde vak- of groepsleerkracht bewegingsonderwijs kan daarom vanaf 1 januari 2027 alleen volledig vanuit de lumpsumbekostiging worden betaald. De inzet van functionarissen voor beweegaanbod op school, die vanuit de Brede Regeling Combinatiefuncties wordt bekostigd, is expliciet bedoeld voor extra aanbod boven op de onderwijstijd voor bewegingsonderwijs. In de bestuurlijke afspraken is opgenomen dat de Rijksbijdrage 40% van het totaalbudget is van de investering voor functionarissen in het sport-, beweeg- en cultuurdomein. Gemeenten organiseren de overige 60% van dit bedrag (zie ook het kader verderop). Bovenstaande afspraak geldt voor zowel de Rijksbijdrage als de cofinanciering. In de bestuurlijke afspraken staat ook de verplichting dat in de periode van 1 januari 2023 tot 1 januari 2027 een afbouw zichtbaar moet zijn. Scholen hebben dus tot en met 31 december 2026 de tijd om de inzet van combinatiefunctionarissen in onderwijstijd jaarlijks af te bouwen. Vanuit de ministeries van VWS en OCW volgen geen concrete voorschriften voor hoe deze afbouw eruit moet gaan zien. Gemeenten en scholen bepalen dat zelf in afstemming met elkaar, het blijft lokaal maatwerk. (bron: sportindebuurt.nl)

Andere aanstellingen buiten de cao onderwijs

2. Andere organisaties, meestal via de Sport-, Sociaal werk-, of gemeente CAO.

Met de komst van de combinatiefunctie- en buurtsportregeling (sinds 2019 de "brede regeling combinatiefuncties”) zijn er in veel gemeenten vakleerkrachten bewegingsonderwijs bijgekomen. Meestal op initiatief van de gemeente, Sportservicebureaus of Sportbedrijven, als uitvoerder van gemeentelijk beleid. De vakleerkrachten hebben meestal óók een taak in het naschools bewegen. De gemeente of het Sportbedrijf is werkgever en stuurt de vakleerkrachten/buurtsportcoaches aan. Daarnaast zijn de laatste jaren steeds meer uitzendbureaus actief, die vakleerkrachten leveren aan scholen.

Risico's/ervaren knelpunten:

  • Afwijkende arbeidsvoorwaarden: De arbeidsvoorwaarden voor vakleerkrachten worden niet altijd bepaald door de onderwijs CAO, wat wel het geval zou moeten zijn (wettelijk). We zien dat vakleerkrachten werkzaam onder een afwijkende CAO (zijnde geen onderwijs-cao) vaak onterecht geen gelijkwaardig salaris ontvangen (afgezet tegen de arbeidsvoorwaarden van vakleerkracht onder de onderwijs-cao).
  • Aansturing door externe partij: de aansturing van de vakleerkrachten is buiten het onderwijs gelegd en hiermee voelt de school/het schoolbestuur zich vaak minder verantwoordelijk. Vaak is er geen school bestuurlijke visie op bewegingsonderwijs: er wordt regelmatig gewerkt met jaarcontracten, waardoor de continuïteit in het gedrang komt.
  • Vakleerkrachten zijn formeel geen onderdeel van de school: dit kan een negatief effect hebben op de betrokkenheid van zowel de vakleerkracht als de school. De kansen om binnen het schoolsysteem volwaardig mee te draaien (inclusief digitale omgeving) en inzet binnen een breder perspectief vanuit het onderwijs zijn minder.

Het aanstellen van vakleerkrachten binnen het onderwijs, via de onderwijs CAO, lost deze knelpunten op. Er wordt recht gedaan aan het feit dat (bewegings-)onderwijs verzorgd wordt.

Als schoolbesturen nog niet zover zijn om zelfstandig te investeren in de kwaliteit van het bewegingsonderwijs kán een gemeente een ondersteunende rol hebben. Deze situatie ontstaat alleen als een gemeente een duidelijke visie op het stimuleren van bewegen heeft, waar het bewegingsonderwijs onderdeel van is. Bovengenoemde knelpunten kunnen dan door middel van goede afspraken opgelost worden. Ook hier zijn goede voorbeelden van. Gemeente/Sportbedrijf/Sportservice maakt dan passende afspraken met de schoolbesturen over:

  • Arbeidsvoorwaarden en salarissen voor vakleerkrachten, die aansluiten bij de CAO PO.
  • De aansturing/coördinatie van een vakgroep
  • De gewenste taken, rol en facilitering van de vakleerkracht in de school

Landelijk zijn er ook voorbeelden waarbij gestart is vanuit bovenstaande constructie en waar nu de overgang naar werkgeverschap bij het onderwijs gewaarborgd is.

Het aanstellen van vakleerkrachten via uitzendconstructies is meestal een risicomijdende keuze van schoolbesturen. Uitzendbureaus zijn commerciële instellingen die vaak hogere kosten met zich meebrengen. Er zijn ook commerciële bureaus die vakleerkrachten aanbieden tegen lagere kosten: bij deze organisaties hebben vakleerkrachten vaak ongunstige contracten t.o.v. de onderwijs CAO.

Om structureel en volwaardig bewegingsonderwijs te verzorgen zijn bovengenoemde knelpunten belemmerend. Voor noodgevallen/incidentele inzet is dit een mogelijke oplossing. Mocht de inzet via een uitzendbureau/commercieel bureau de enige oplossing zijn, dan zullen ook met deze organisaties afspraken gemaakt moeten worden die aansluiten bij artikel 8 van de Waadi.

Benchmark CAO PO en CAO sport

De KVLO heeft een benchmark gemaakt waarin in één overzicht te zien is wat de verschillen zijn tussen CAO PO en andere CAO's van sport, sociaal werk en gemeente.

Verdien je wel genoeg?

Benchmark arbeidsvoorwaarden primair onderwijs: voor buurtsportcoaches en uitzendkrachten.

KVLO NIEUWS  |  15 SEPTEMBER 2022

Ben je buurtsportcoach en/of ben je in dienst van een uitzend- of detacheringsbureau?

En word je als vakleerkracht tewerkgesteld in het primair onderwijs? Beantwoord je beide vragen met ‘ja’? Let er dan op dat je dan in beginsel recht hebt op een salaris dat gelijk is aan hetgeen je zou verdienen als je rechtstreeks in dienst zou zijn van de school. Dat staat in de Waadi (Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs) en in de cao primair onderwijs.
Deze benchmark geeft je een goede indicatie van de verschillen tussen de cao’s. In de benchmark zie je onder meer dat het minimale salaris voor docenten in het primair onderwijs (schaal LB) vaak een stuk aantrekkelijker is dan onder andere cao’s. Datzelfde geldt onder meer voor de maximale lestaak, de pensioenopbouw en pensioenpremieafdracht, de vakantie-uren en overige arbeidsvoorwaarden

benchmark