Thema vragen

Verdeeld over twee thema’s;

  1. Veel gestelde vragen aan de KVLO, OCW, PO-Raad, VSG en ALO-Ned
  2. Vragen omtrent de wettelijke eis voor twee lessen van in totaal 90 minuten bewegingsonderwijs door een bevoegd (vak)leerkracht.

Veel gestelde vragen aan de KVLO, OCW, PO-Raad, VSG en ALO-Ned

Scholen in het primair onderwijs moeten vanaf schooljaar 2023/2024 ten minste twee (les)uren per week bewegingsonderwijs geven. In de praktijk komt dat neer op ten minste 2 x 45 minuten per leerling per week. Het is belangrijk is dat kinderen voldoende en goed bewegingsonderwijs krijgen. Daarmee wordt de basis gelegd om op latere leeftijd gezond door het leven te gaan. De nieuwe norm van twee (les)uren bewegingsonderwijs per week draagt hieraan bij.

De urennorm bewegingsonderwijs geldt voor het hele primair onderwijs en ook het speciaal basisonderwijs. De praktische invulling van de urennorm kan verschillen per onderwijssoort.

Het is niet verplicht om twee aparte lesuren bewegingsonderwijs te geven. De lesuren bewegingsonderwijs mogen ook gegeven worden in een zogenaamd “blokuur” indien het spreiden van de lesuren over de week niet mogelijk is. De Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding adviseert om twee aparte lesuren bewegingsonderwijs per week in te plannen.

Scholen ontvangen geen extra bekostiging voor het halen van de urennorm bewegingsonderwijs, naast de reguliere lumpsumbekostiging.

Het uitgangspunt bij bewegingsonderwijs is dat gewerkt wordt aan de kerndoelen die voor het primair onderwijs beschreven staan. Bewegingsonderwijs is namelijk niet alleen bedoeld om kinderen méér te laten bewegen maar vooral goed leren te bewegen en hen kennis te laten maken met bewegen en sport. Buitenspelen in de pauzes is daarmee geen vervanging van bewegingsonderwijs en enkel een aanvulling daarop.

Het structureel aanbieden van diplomazwemmen is geen onderdeel van het curriculum voor bewegingsonderwijs. Kennismaken met drijven[1] en verplaatsen in het water behoort wel tot de mogelijkheden (in de vorm van een natte gymles met als inhoud de bewegingsleerlijnen). Er moet voldoende aandacht en tijd besteed kunnen worden aan de twaalf leerlijnen bewegingsonderwijs die vallen onder de kerndoelen. Bij een natte gymles moet bovendien stilgestaan worden bij de extra risico's die bewegen in het water met zich meebrengt (denk onder meer aan voldoende toezicht, duidelijke instructies, nalopen van zwemdiploma's en afspraken met het zwembad en de daar werkende instructeurs en toezichthouders.

Het diplomazwemmen kan wel naast de 2 lessen bewegingsonderwijs aangeboden worden, net als reddend zwemmen, wedstrijdzwemmen en overlevingstechnieken. Diplomazwemmen valt onder 'meer bewegen in en rondom de school', de +1 binnen het 2 + 1 + 2-model zoals de KVLO adviseert.[2]

[1] Onder drijvend verplaatsen worden o.a. de volgende activiteiten bedoeld; Suppen, waterpolo, snorkelen, roeien, zeilen, surfen.

[2] Wat we doen | KVLO

De wet bepaalt dat de lessen bewegingsonderwijs gegeven mogen worden door leerkrachten die daartoe bevoegd zijn. Je bent bevoegd als je in het bezit bent van een getuigschrift Lichamelijke Opvoeding (HBO), waaruit blijkt dat er voldaan is aan de bekwaamheidseisen. Leerkrachten die één van onderstaande bevoegdheden hebben mogen ook bewegingsonderwijs geven.

  • PABO Getuigschrift van voor 1 september 2005
  • PABO Getuigschrift met post-initiële leergang bewegingsonderwijs
  • Aantekening J
  • Akte J en akte S
  • PABO (alleen voor groep 1 en 2/kleutergroepen)

De inzet van buurtsportcoaches of combinatiefunctionarissen die bevoegd zijn voor het geven van bewegingsonderwijs en bekostigd worden vanuit de Brede Regeling Combinatiefuncties, moet worden afgebouwd.[1] Hiermee stimuleren we dat vakleerkrachten vanuit de school worden bekostigd. Buurtsportcoaches kunnen zich inzetten ter ondersteuning van die vakleerkracht of voor het realiseren en geven van naschools en tussenschools (beweeg)aanbod.

[1] Bestuurlijke afspraken Brede Regeling Combinatiefuncties 2023-2026

Voldoende en kwalitatief goede accommodaties zijn een belangrijke voorwaarde om als school de urennorm bewegingsonderwijs en de kerndoelen voor bewegingsonderwijs te halen. Idealiter heeft elke school een gymzaal in het eigen gebouw of dicht in de buurt. De praktijk laat echter zien dat het niet altijd makkelijk is om voldoende en geschikte accommodaties te vinden voor het geven van bewegingsonderwijs. Het uitwijken naar sportvelden, buitenlocaties of andere (gemeentelijke) sportaccommodaties kunnen voor bepaalde leerlijnen een oplossing bieden als een gymzaal niet altijd beschikbaar is.

De gemeente is verantwoordelijk voor onderwijshuisvesting en heeft op grond van de WPO artikel 126 de verantwoordelijkheid om gymaccommodaties te verzorgen bij scholen. We raden aan tijdig het gesprek aan te gaan, als school, met de gemeente over waar behoefte aan ondersteuning ligt als er een gebrek is aan voldoende en geschikte accommodaties.

De urennorm bewegingsonderwijs is verplicht voor alle scholen in het primair onderwijs en het speciaal basisonderwijs. Indien de Inspectie van het Onderwijs merkt dat er sprake is van een structureel niet willen en/of kunnen halen van de urennorm, kan zij een herstelopdracht verstrekken aan de school.

Bij vragen kun je terecht bij het ondersteuningsteam van de KVLO via ots@kvlo.nl.

Vragen omtrent de wettelijke eis voor twee lessen van in totaal 90 minuten bewegingsonderwijs door een bevoegd (vak)leerkracht.

Hierop geeft de Minister van Onderwijs A.D. Wiersma (15 juli 2022, ) in een brief aan de tweede kamer antwoord op:

Quote:

''Daarnaast ontving ik signalen dat sommige scholen denken dat het verplicht wordt twee klokuren bewegingsonderwijs per week te geven. Met onder meer deze brief geef ik graag de duidelijkheid dat we van scholen verwachten dat zij twee lesuren bewegingsonderwijs verzorgen. In de praktijk komt dat neer op een minimum van tweemaal 45 minuten per week. Vanzelfsprekend staat het scholen vrij uit eigen beweging meer bewegingsonderwijs aan te bieden.''

Brief minister

Opdracht procesbegeleider
De procesbegeleider zal vooral een rol hebben in het inventariseren van de problemen die deze accommodatie tekorten veroorzaken. Vervolgens zal de procesbegeleider een opdracht hebben om samen met gemeente, bestuur en scholen te zoeken naar maatwerkoplossingen.
De wet op primair onderwijs (WPO 126) geeft aan dat de gemeente verplicht is om accommodatie te verzorgen voor twee uren bewegingsonderwijs (Primair Onderwijs scholen). Meer ruimte kan worden gecreëerd voor uren bewegingsonderwijs door bijvoorbeeld roostering, voorrang geven aan onderwijs of verandering in toewijzing door gemeente van beschikking.

Uitgangspunt van het amendement is dat er elke week twee lessen bewegingsonderwijs worden aangeboden. De bedoeling van bewegingsonderwijs komt het beste tot zijn recht als er minimaal twee keer in de week bewegingsonderwijs wordt aangeboden.

Omdat een lestijd van minimaal twee keer 45 minuten:

  • de veelzijdigheid van het aanbod vergroot
  • passend is bij de spanningsboog van de leerlingen
  • passend is bij het energieniveau van de leerlingen
  • de kans op ongevallen door vermoeidheid kleiner maakt
  • bijdraagt aan meer effectieve beweegtijd
  • herhaling mogelijk maakt, waardoor er meer geleerd wordt
  • de relatie tussen de (vak)leerkracht en de leerlingen versterkt
  • bijdraagt aan een dynamische schooldag/ het onderbreken van het zitten

Afwijken?

Uitgangspunt is dat er aan de kerndoelen bewegingsonderwijs kan worden voldaan.
Een afwijking waarbij les één  bestaat uit  50 minuten en les twee uit  40 minuten kan tot de mogelijkheden behoren.  Grotere afwijkingen komen de effectiviteit van het curriculum bewegingsonderwijs niet ten goede.

Eén les bewegingsonderwijs van 90 minuten kan een noodoplossing zijn als twee lessen van 45 minuten om organisatorische redenen onmogelijk zijn. Denk hierbij aan lange verplaatsingstijd. Denk aan busvervoer of looptijd (onderbouw meer dan 700 meter, bovenbouw meer dan één kilometer).

Het gaat hierbij om 90 minuten effectieve lestijd bewegingsonderwijs. Lopen naar een accommodatie en omkleden behoren niet tot de 90 minuten lestijd. In de praktijk is het zeer lastig om 90 minuten effectief bewegingsonderwijs te geven.

Dit resulteert meestal in:

  • (veel) minder dan 90 minuten lestijd
  • langere klassikale inleidingen, evaluaties en afsluitingen die leiden tot weinig beurten, rollen en beweegtijd
  • onveilige situaties richting het einde van de les door vermoeidheid, verminderde motivatie en concentratie
  • minder variatie in aanbod
  • het rekken van tijd
  • minder kwalitatief bewegingsonderwijs

Nee er zijn meerdere bevoegdheden tot het geven van bewegingsonderwijs. De bevoegdheden tot het geven van lessen bewegingsonderwijs kan je via deze link inzien.

Nee, iemand met bijvoorbeeld een MBO 4 diploma of een diploma HBO Sportkunde mag dit niet.
Lichamelijke opvoeding dient gegeven te worden door een bevoegd persoon. Dit is bekrachtigd in een document ondertekend door OCW, PO raad, KVLO, ALO-NED en VWS. 

Dit wordt ook in de wet op primair onderwijs onder artikel 3 bevestigd.

Artikel 3 Wet op het primair onderwijs

Het verliezen van effectieve leertijd is voor veel scholen een groot probleem en de reden om te kiezen voor een 90 minuten gymles. Dit heeft echter een negatief effect op de kwaliteit van bewegingsonderwijs.

Een mogelijke oplossing is om een samenwerking aan te gaan met verschillende scholen/besturen om vakleerkrachten effectiever in te roosteren.

Door een school die moet verplaatsen op de begin- en eindtijden van een lesrooster in te roosteren kan de verloren lestijd gehalveerd worden. De tijden ertussenin kunnen dan worden ingevuld door een school zonder reistijd. De vakleerkracht kan voor beide scholen worden ingeroosterd en zo ook de leerjaren qua roostering op elkaar laten aansluiten voor onderwijs op maat. Dit principe van aangepaste roostering kan ook worden toegepast als de lessen door bevoegde groepsleerkrachten zelf worden gegeven. De gymzaal wordt dan niet per dag (deel) gehuurd, maar in samenspraak met andere gebruikers per uur effectiever ingeroosterd.

Voorbeeld van gedeelde inzet van de vakleerkracht op het gebied van roostering.

Afhankelijk van de wijze van verplaatsing (lopend, fiets of bus) zijn er mogelijkheden om lesinhoud van andere vakken aan te bieden. Bewegend leren, coöperatieve werkvormen of zang kan worden toegepast tijdens de verplaatsing. 

Het aanstellen van vakleerkrachten en het aanbieden van een goede baan blijkt voor sommige kleinere besturen lastig. Veel versplintering in uren kan ervoor zorgen dat de arbeidsomstandigheden voor de vakleerkrachten niet aantrekkelijk zijn.

Veel gemeentes maken hierdoor gebruik van sportbureaus die deze leegte opvullen. Maar helaas voldoen veel van deze sportbureaus niet aan de WAADI, omdat de vakleerkrachten niet volgens de onderwijs CAO werken en worden uitbetaald. Dit is een vereiste vanuit de onderwijs CAO, waar scholen zich aan dienen te houden.

Scholen en besturen kunnen ook zelf de verantwoordelijkheid voor bewegingsONDERWIJS nemen. Op deze wijze kun je behalve een duurzame visie op de inhoud van bewegingsonderwijs ook een verduurzaming op het gebied van personeel realiseren.

Link naar werkgeverschap

Daar waar verschillende besturen een samenwerking zijn aangegaan op bewegingsonderwijs vallen alle vakleerkrachten onder het grootste bestuur. Onderling zijn er door de besturen contractuele afspraken gemaakt over deze vakleerkrachtenregeling.  Dit principe is ook goed toe te passen op kleinere schoolbesturen in een regio die zelfs gemeente- en/of bestuur overstijgend kunnen samenwerken op bewegingsonderwijs.

Dit heeft onder andere de volgende voordelen;

  • Werkgeversrisico

Het werkgeversrisico wordt verdeeld over veel meer scholen. Dit zorgt voor schaalvergroting op het gebied van bewegingsonderwijs. Door deze schaalvergroting is krimp bij een school meestal op te lossen door groei bij één van de andere scholen. Eventuele boventalligheid wordt verdeeld over alle aangesloten scholen/besturen waardoor het financiële risico verkleind wordt.

Door samen te werken op het gebied van de aanstelling van vakleerkrachten kan er effectiever geroosterd worden. Vakleerkrachten kunnen op één dag in één gymzaal meerdere scholen van verschillende besturen bedienen, waardoor bij kleinere scholen de vakleerkracht niet op één dag meerdere malen van locatie hoeft te verplaatsen. De aanstelling van de vakleerkracht wordt zo verduurzaamd. Deze oplossing kan ook effectief zijn voor scholen die veel reistijd hebben. Denk aan het effectief inroosteren aan het begin en einde van een dagdeel.

  • Scholing

Door een gezamenlijke vakgroep bewegingsonderwijs te vormen, kan er gewerkt worden aan een professionele leergemeenschap (PLG). Vakleerkrachten kunnen intervisie bij elkaar doen, scholing volgen, werkgroepen en innovaties en verbeteringen doorvoeren. De schaalvergroting zorgt ervoor dat professionalisering goedkoper aangeboden kan worden dan op kleinere schaal.

  • Goed bewegingsonderwijs voor alle kinderen door samenwerking

Door het ontwikkelen van een gezamenlijke visie van samenwerkende schoolbesturen op bewegingsonderwijs, worden randvoorwaarden gecreëerd om voor alle kinderen kwalitatief goed en voldoende bewegingsonderwijs te realiseren. Ongeacht op welke school of binnen welke regio een kind bewegingsonderwijs geniet. Onderlinge samenwerking tussen scholen/besturen kan helpen de randvoorwaarden te bewerkstelligen. Kleinere scholen/besturen of scholen in een afgelegen regio krijgen meer mogelijkheden.

Het ondersteuningsteam helpt u graag bij de visievorming en het creëren van gunstige randvoorwaarden. Er zijn onder andere voorbeeld contracten die u bij ons kunt opvragen.

  • Verduurzaming van de aanstelling van vakleerkrachten

Door arbeidsomstandigheden conform de onderwijs CAO zullen vakleerkrachten langer verbonden blijven aan het bestuur. In de praktijk blijkt dat vakleerkrachten een baan binnen de onderwijs CAO verkiezen boven een baan binnen een andere CAO.

Er zijn veel wisselingen op scholen die werken vanuit een andere CAO (dan de onderwijs CAO) als het gaat om de aanstelling van vakleerkrachten.

Zeker gezien de krapte in de arbeidsmarkt is het belangrijk om hierop in te spelen als bestuur.